08/04/2020

‘Als kind sta je er niet bij stil hoe het is om met twee vaders op te groeien’

Een standaard samenstelling voor een gezin bestaat niet meer. Zo groeien steeds meer kinderen op met twee moeders of twee vaders. Maar 20 jaar geleden was dat wel anders. Toen was kinderen krijgen voor gay koppels niet zo vanzelfsprekend. Daarom zijn weinig twintigers van nu opgevoed in een roze gezin. De Nederlandse documentaire Dubbel Geluk volgt een aantal hen. Hoog tijd, want de ervaringen van deze jongeren krijgen niet veel aandacht. Romanie (21) is opgegroeid met twee vaders. Samen met doctor Loes Van Rijn, die onderzoek doet naar de ontwikkeling van deze jongeren, leggen ze uit hoe het is om op te groeien met homoseksuele ouders.

Doctor Loes van Rijn is professor in Child Development aan de Universiteit van Amsterdam (faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen) en doet al enige tijd onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen en jongeren die zijn opgegroeid in een gezin met twee moeders of vaders.

Romanies biologische ouders zijn gescheiden en vonden elk een nieuwe partner, beiden een man. Ze was 10 jaar toen haar papa haar vertelde dat hij een nieuwe vriend had. ‘Hij heeft het in de keuken verteld tegen mijn zus en mij en ik had gewoon iets van, ahja oké. Mijn mama had toen ook al even een vriend en als mama een nieuwe vriend had, mocht papa ook een nieuwe vriend. Dat is normaal, zo gaat dat gewoon. Voor mij was dat niet raar dat hij met een man was, ik heb daar niet bij stilgestaan.’ Anderen stonden daar wel bij stil. 

Niet iedereen uit Romanies omgeving reageerde positief. ‘Maar door deze situatie weten wij ook heel goed op wie wij kunnen rekenen en op wie niet. Als ik merk dat ze vies zijn van mijn gezinssituatie, ga ik niet met hen om’, aldus Romanie. Doctor van Rijn vertelt dat inderdaad 40 procent tot de helft van de jongeren te maken krijgt met stigmatisering.

Romanie: ‘Ik vind het niet zo erg om mijn gezinssituatie te vertellen, want ik vind die wel grappig. Als ze dan iets vragen begin ik meestal met de zin, “Ik heb drie vaders en een moeder” en gewoon om daarna die blik van verwarring in die mensen hun ogen te zien, dat vind ik fantastisch.’

 

Er zijn mensen die denken dat wij aangezet worden om dingen te proberen met iemand van hetzelfde geslacht’

Romanie: ‘Als ik echt met iets zit, ga ik altijd bij mijn papa’s en dan pas naar mijn mama en haar vriend. Zij zien mij het meest en op sommige vlakken hebben zij meer begrip voor mij en mijn problemen. De vrouwen in mijn familie zeggen makkelijk dat je flauw bent, terwijl mijn vaders soms zeggen dat ik er met een dokter over moet praten. Bij hen kan ik altijd met alles terecht. Soms krijg ik als reactie een “hu wat?“, maar dat zijn dan zaken die voor vrouwen vanzelfsprekend zijn. Niet alle mannen staan stil bij de alledaagse problemen van vrouwen en omgekeerd.’

Wie in een gezin de zorgende rol op zich neemt, is dus niet geslachtsgebonden. Ook Romanie merkte niet veel verschil in opvoeding.

Scholen nog niet aangepast aan verschillende gezinsvormen

De meeste scholen hebben geen gezinsbeleid of gemeenschappelijke visie op diverse gezinsvormen. Individuele leraren beslissen of ze ingaan op praktische vragen van ouders en kinderen. De kans is groot dat hun aanpak erg verschilt. Voor ouders en kinderen is dat erg verwarrend.

‘Wij zijn de eerste generatie die daarmee zitten. We zijn nog met niet zoveel en daarom waren ze nog niet voorbereid. Maar dan denk ik wel: “je hebt ons nu gehad, leer hieruit.” Zorg gewoon dat uw papieren zijn aangepast en uw mentaliteit’, vertelt Romanie. Gelukkig ziet doctor van Rijn een verandering in vergelijking met 20 jaar geleden. 

 

De roze bril van de wetenschap

Doctor Loes van Rijn werkte mee aan verschillende grootschalige onderzoeken naar de ontwikkeling van jongeren die opgroeien in roze gezinnen. Er wordt soms verondersteld dat de opvoeding en daardoor ook de ontwikkeling afwijkt van kinderen uit heteroseksuele gezinnen. Volgens doctor van Rijn valt dat enorm mee.

Wat ouders doen qua opvoeding is dus het belangrijkste. Wat dat betreft zijn er geen verschillen te zien. Toch blijkt uit meerdere onderzoeken dat er bij de kinderen van homoseksuele ouders wél verschillen zijn. Studies tonen namelijk aan dat kinderen uit roze gezinnen het over het algemeen beter doen op school dan kinderen uit traditionele gezinnen. Ze hebben hogere punten en halen vaker een diploma. Hoe kan dat?

Daarnaast kunnen hetero’s, in tegenstelling tot homo’s en lesbiennes, ook ongepland kinderen krijgen. Of dat nou via een one night stand is of binnen een gezin, gays komen minder snel in zo’n situatie terecht. 

Dat kinderen uit roze gezinnen het gemiddeld beter doen op school komt dus niet door de geaardheid van hun ouders, maar wel door een zeer aandachtsvolle opvoeding.

Veel aandacht is niet de enige factor die ervoor zorgt dat deze kinderen boven hun klasgenootjes uitsteken. Het heeft volgens doctor van Rijn ook te maken met factoren buiten de opvoeding. Lesbiennes of homo’s die aan kinderen beginnen, hebben vaak een hogere sociaal-economische status. De ouders zijn dus vaak hoger opgeleid, financieel stabiel en iets ouder als ze de stap zetten om kinderen te krijgen. Doctor van Rijn vertelt dat dit komt door allerlei redenen. Adoptie en draagmoederschap kosten veel geld. Niet iedereen kan daardoor op die manier een gezin starten. Ook het milieu waarin de ouders zelf zijn opgegroeid speelt mee. In niet alle kringen is uit de kast komen en vervolgens een gezin beginnen, even vanzelfsprekend. Daarnaast heeft het opleidingsniveau van de ouders ook invloed op de schoolresultaten van hun kinderen. 

Kinderen uit roze gezinnen doen het niet alleen beter op school, maar laten volgens onderzoeken ook gemiddeld minder mentale- en gedragsproblemen zien, zowel thuis als op school. Daarbij zijn deze kinderen vaker gelukkig. Ook dat koppelt doctor van Rijn aan de kwaliteit van het opvoeden door homoseksuele ouders.

Kortom, jongeren uit roze gezinnen maken vaak een goede start door de extra aandacht die ze krijgen. Ze hoeven zich dus geen zorgen te maken. 

 

Tekst en interview:  Nora van der Schoor en Kaat Lansbergen

Foto bovenaan: © Romanie Dierckx