15/06/2020

Nood breekt wet: onderzoeker strafrecht wijst op ongrondwettelijkheid van ‘tijdelijke’ coronamaatregelen

‘Gevangen in ons eigen kot’, dat is hoe we de situatie in lockdown konden omschrijven. De crisis treft ons in ons dagelijks leven. Vraag is of dat ook juridisch zomaar kan. Advocaat en onderzoeker strafrecht Jan de Groote legt uit waar het schoentje wringt.

De vrijheid van personen is een gewaarborgd recht in onze grondwet. Toch waren we wekenlang niet meer vrij om te gaan en staan waar we wilden en werd dit recht geschonden. ‘Onze vrijheid werd ons ontnomen’, zegt Jan de Groote. ‘De vraag is of deze schending toegelaten was of niet.’

‘Het zijn alleen maar richtlijnen’

Om maatregelen op te leggen beriep de overheid zich op de wetgeving rond het rampenplan, een wet op de burgerlijke veiligheid. Op grond van die wet schreef de overheid het ministerieel besluit van 18 maart 2020, dat de maatregelen mogelijk zou hebben gemaakt. Nochtans had de wetgever oorspronkelijk geen nationale rampen op het oog toen hij deze wet schreef. Jan de Groote stelt zich daarom de vraag of deze wetsgrond het toeliet om een nationale noodtoestand af te kondigen.

Naast de maatregelen, zoals vastgelegd in het ministerieel besluit, kwamen heel wat toegevoegde en gedetailleerde richtlijnen van het crisiscentrum op ons af. ‘Het probleem is dat dit ‘maar’ richtlijnen of aanbevelingen waren. Aanbevelingen hebben geen rechtsgrond en ze zijn dus niet bindend’, legt Jan de Groote uit.

Manifest onterechte boetes?

Intussen maakt de politie gebruik van een systeem van onmiddellijke inning bij overtreding van de maatregelen. Dit betekent dat je op straat onmiddellijk de vooropgestelde boete van 250 euro zou moeten betalen. Toch moet de mogelijkheid tot uitstel of om dit aan te vechten, bestaan. Jan de Groote stelt daarom vast dat er een zeer repressieve aanpak heerst. ‘De politie loopt letterlijk met de bancontact over straat’, haalt hij aan.

Doordat de richtlijnen van het crisiscentrum enkel aanbevelingen zijn zonder rechtsgrond, kunnen ze geen uitgangspunt vormen voor bestraffing. Veel uitgeschreven boetes zijn daardoor niet wettelijk. De mogelijkheid om deze boetes te weigeren moet bestaan, maar ook daar wringt het schoentje. ‘Op nationale televisie werd de burger foutief ingelicht dat hij geen recht heeft om deze boetes te weigeren’, beklemtoont Jan de Groote verbaasd.

 

Vertrouwen in de burgers

Een andere voorwaarde voor bestraffing is rechtszekerheid. Het rechtszekerheids- ofwel lex certa-beginsel ligt aan de basis van onze strafwet. De burger moet weten waarvoor hij gestraft kan worden en dat moet duidelijk zijn. ‘Rechtsonzekerheid zorgt ervoor dat mensen niet weten wat de gevolgen van hun daden zijn’, zegt De Groote.

Hoewel het niet zeker is of de schending van de vrijheid van personen geldig was, staat de schending van dit rechtszekerheidsbeginsel vast. ‘Het is de plicht van de overheid om zaken te verduidelijken aan zijn burger, maar de overheid koos er bewust voor om dit niet te doen.’ Jan de Groote stelt zich de vraag of dit een bewuste strategie was. ‘Het is geen complottheorie, maar op een bepaald moment kwam deze onduidelijkheid het beleid goed uit. De rechtsonzekerheid in combinatie met een repressief systeem creëerde een sfeer van angst en onduidelijkheid. Dat zorgde ervoor dat de mensen binnen bleven.’ Jan de Groote pleit daarom voor meer vertrouwen in de burger.

 

‘Tijdelijke’ maatregelen

Een andere bezorgdheid leeft rond het tijdelijke karakter van de maatregelen. ‘In de geschiedenis werden zelden tijdelijke noodmaatregelen genomen zonder dat er iets van bleef bestaan. Het gevaar van de slippery slope, waarbij de norm geleidelijk aan verschuift, dreigt’.

Op dit moment bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om niet lichamelijk, maar via videoconferentie aanwezig te zijn op een zitting. Hoewel sommige van zijn collega’s dit toejuichen, is Jan de Groote hier geen voorstander van. Dat komt omdat er opnieuw aan een grondbeginsel van onze wet wordt geschaafd, het onmiddellijkheidsbeginsel. Dit houdt in dat elke persoon het recht heeft om ‘in levenden lijve’ aanwezig te zijn op zijn eigen zitting.

De onduidelijkheid en onzekerheid in deze lockdown waren en blijven overheersend. Burgers weten niet wat ze wel en niet mogen of waar ze al dan niet voor gestraft kunnen worden. ‘Als er één ding duidelijk is, is dat het niet duidelijk is’, betreurt Jan de Groote.

Tekst, foto’s, videoreportage: ©Jasmien Geivers