21/11/2021

COLUMN – Winterdip

Het is een prachtige herfstdag. Dat zie ik wanneer ik mijn gordijnen open. De ochtendzon valt door mijn met condens beslagen slaapkamerraam naar binnen en vult de hele ruimte met een goudgele gloed. De boom naast mijn raam verliest langzaam haar laatst overgebleven dieprode blaadjes. De lucht voelt fris, de winter hangt in de lucht. En dat vind ik allesbehalve een prettig vooruitzicht.

Kijk, ik snap dat de winter zijn charmes heeft. De glinsterende feestdagen, inclusief ovenhapjes, kerstverlichting en goed gezelschap. Een winterse wandeling, misschien wel in de eerste sneeuw. En daarna lekker warm binnen onder een fleecedekentje in de zetel kruipen, met een dampende tas thee. Ik kan daarvan genieten, maar na een paar weken heb ik het ook wel weer gehad. 

Hoesten, loopneus, keelpijn. Donkere kringen onder mijn ogen, mijn bleke huid die er nog bleker en zelfs futloos uitziet. Een fysieke weerspiegeling van mijn mentaal vitamine D-tekort. Daarbovenop heb ik het altijd koud, zelfs met een oncomfortabele hoeveelheid laagjes van thermisch ondergoed en coltruien aan. Mijn handen zitten vol pijnlijke, rode kloven, die bij elke stap die ik buiten zet, opnieuw openbarsten. Alsof mijn huid allergisch is voor de vrieskou. Het is quasi constant donker en nat en guur. Té donker en nat en guur om buiten te komen. Vooral ‘s avonds dan, want donker plus avond plus alleen op straat is gelijk aan gevaarlijk. Een rekensom die elk meisje uit haar hoofd kent, nog voor ze heeft leren rekenen. De avonden zijn kort, de dagen eindigen te snel en tegelijk duurt de winter zo lang. Veel te lang. 

Pas op, mijn redevoering komt niet zonder schroom. Er zijn mensen die sinds die waterbom van een zomer geen gas, elektriciteit of huis meer hebben. Er zijn mensen voor wie de kou en donker feller aanvoelen dan ik mij ooit zal kunnen inbeelden. Dat vind ik schrijnend en zo oneerlijk. Ik wil helpen, maar kan alleen maar machteloos, hulpeloos, sprakeloos toekijken. Is er ergens een wetsvoorstel om niet alleen het winteruur, maar ineens de hele winter af te schaffen? 

Ik ben een lentekind, oplaadbaar op zonne-energie. Ik snak naar blauwe lucht, daglicht, zwoele temperaturen en avonden die nooit lijken te eindigen. Buiten eten, spontaan een terrasje doen, een last minute-citytrip: alles lijkt mogelijk wanneer het zomer is. In de lucht hangt zorgeloosheid en levenslust. Goesting om de dag te plukken. Zelfs de meest norse persoon glimlacht naar vreemden op straat op de eerste zomerdag van het jaar. En daar kunnen ovenhapjes of winterse gezelligheid niet tegenop. 

Tekst: Hanne Bral, eindredactie: Hanne Van Daele
Foto: © Hanne Bral