11/12/2022

COLUMN – Geven we dan niet meer om onze medemensen? Of geven we net te veel om wat ze van ons denken?

Ik heb me net in de trein geïnstalleerd, wanneer er een man naast mij verschijnt met een vriendelijke glimlach en een briefje in de hand. Een vader van drie kinderen die hij niet kan voeden, lees ik op het briefje. Alles wat hij vraagt, is een kleine steun. Ik heb mijn portefeuille nog bij de hand en kijk wat ik kan geven. Naast enkele rosse centjes blijkt dat niet veel te zijn. Ik excuseer me als ik hem slechts 1,50 euro overhandig, maar hij bedankt me uitvoerig. Hij zet zijn weg door de, helaas niet zo volle, wagon verder, maar blijkbaar kan niemand anders iets missen.

Een logischere verklaring is misschien dat ze simpelweg niets willen geven. Zijn we dan niet meer solidair met onze medemens? De populariteit van initiatieven zoals De Warmste Week spreekt dat tegen. Geloven mijn medereizigers dan niet dat deze man geld nodig heeft? Geloven ze niet dat hij hun geld effectief aan zijn kinderen zou besteden?

Misschien vrezen ze dat anderen hen naïef zullen vinden, als ze deze meneer wel vertrouwen. Het is alsof geld geven aan een bedelaar hetzelfde is als publiekelijk toegeven dat je nog in Sinterklaas gelooft. Maar wie kan het wat schelen wat anderen van je denken? Het antwoord ligt blijkbaar in de woorden van Walter Grootaers: ‘Zo zijn er zovelen.’ Ik moet toegeven dat de angst voor de mening van anderen mij ook al heeft doen twijfelen om in mijn zakken te tasten. Nochtans is de kans statistisch gezien zeer klein dat ik deze strangers in the train ooit zal terugzien. En ik zou me meer geschaamd hebben als ik niet eens die 1,50 euro had willen geven, die ik trouwens perfect kon missen.

Wanneer ik de trein afstap en richting de uitgang van het station wandel, kom ik nog een straatmuzikant tegen. Ik weet nog twintig cent uit mijn broekzak te vissen, mijn laatste kleingeld. Want wie heeft er tegenwoordig nog veel cash geld op zak als je toch overal met de kaart kan betalen, zelfs voor de meest pietluttige bedragen? Misschien is dat ook de reden dat mijn reisgezellen in de trein niets gaven. Het zou kunnen.

Tot slot passeer ik het wafelkraam. Zo’n Luikse wafel zou wel smaken, maar ja, mijn kleingeld is op. En eerlijk? Ik zou me meer gegeneerd hebben als ik me had laten verleiden door de geur van de wafels in het station dan ik me voelde door mijn kleingeld weg te geven aan een medemens, al dan niet in nood.

 

Tekst: Janne Eijckmans
Foto: Matt Collamer via Unsplash