Laura De Houwer (27) over haar leven na de psychiatrie: ‘Nu wil ik graag jongeren begeleiden’
Anderhalf jaar geleden werd ze na een zelfmoordpoging gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Daar werd ze niet geholpen; ze hield er zelfs een trauma aan over. Toen ze na veertig dagen terug naar huis mocht, besloot ze de juiste hulp te zoeken én er een boek over te schrijven.
Laura: ‘Mijn onvervulde kinderwens was de druppel voor een zware depressie. Die depressie zorgde ervoor dat ik het leven niet meer zag zitten. De nacht van mijn zelfmoordpoging werd ik gedwongen opgenomen. Na een eerdere poging was ik al een aantal keer op de spoeddienst geweest, maar ik werd er nooit goed geholpen. Daarom had ik er ook deze keer geen vertrouwen in dat een opname in het ziekenhuis me zou helpen. Door de ambulanciers en politie werd ik uiteindelijk met handboeien onder dwang meegenomen. Daar bracht een groep verpleegkundigen me meteen naar de isoleercel. Ik probeerde duidelijk te maken dat ik net nood had aan contact en nabijheid, maar er viel niet over te onderhandelen. Ze kleedden me uit en ik bleef achter in de cel.’
De volgende ochtend mocht Laura naar een gewone kamer, maar door die nacht in de isoleercel was ze haar vertrouwen in de hulpverleners volledig kwijt. Ze zat in de leefgroep, maar de coronamaatregelen zorgden ervoor dat ze geen therapie, hulp of gesprekken kreeg.
‘Ik liep weg om toch nog wat controle te hebben over de situatie’
‘Bovendien kon ik mijn man amper zien door de bezoekregeling. Ik mocht ook niet naar mijn eigen psycholoog, waardoor ik dus minder hulp kreeg dan ervoor. Daarna gaf ik duidelijk aan dat ik nood had aan mijn thuiscontext, waar ik steun kreeg van familie. Toch werd er niet naar mij geluisterd; ik moest langer blijven, zonder hulp. Daardoor panikeerde ik waarna ik die avond wegliep. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat dat zou lukken. Het was voor mij de enige manier om ermee om te gaan en om toch nog wat controle te hebben over de situatie. De dokters merkten mijn afwezigheid pas de volgende dag op. Dat gaf me nog meer het gevoel dat ze in het ziekenhuis niet naar me omkeken en dat het er dus ook niet veiliger was dan thuis. Toen ze dan toch merkten dat ik niet op mijn kamer was, stuurden ze politie naar mijn huis. Omdat ik niet meer wilde dat ze me onder dwang meenamen, ging ik vrijwillig mee.’
‘Ik werd 26 uur lang vastgebonden en mocht niet eens naar het toilet’
‘Eenmaal in het ziekenhuis zei ik dat ik graag met een dokter wilde praten, maar absoluut niet meer in isolatie wilde. Die eerste nacht was al traumatisch genoeg. Daarop zeiden ze me dat dat nu eenmaal de gevolgen waren omdat ik was weggelopen. Toen ik vroeg hoe lang ik daar moest zitten, kreeg ik geen duidelijk antwoord. Omdat ik niet nog eens in isolatie wilde, probeerde ik weg te lopen. Daarna sleurden ze mij naar de cel waar ze me 26 uur lang hebben vastgebonden. Ik mocht er niets doen, zelfs geen boek lezen. Ook naar het toilet gaan mocht niet: dat moest in een bedpan. Als ik op het belletje duwde om bijvoorbeeld een flesje water te vragen, kwam er niemand. Bovendien had ik toen enorm veel buikpijn en maakte me zorgen dat er iets mis was. Hoe ziek ik me ook voelde, er kwam niemand om me te helpen. Toen ik de volgende dag eindelijk werd losgemaakt, kon ik nog amper op mijn benen staan. Ik wilde naar de douche gaan, maar zakte door mijn benen omdat die zo verslapt waren door 26 uur lang in dezelfde houding te liggen. Daarna bleef ik nog vier dagen in die isoleercel. Behalve dat er iemand eten kwam brengen, had ik met niemand contact. Dat was heel pijnlijk.’
Anonieme brief
‘In het ziekenhuis schreef ik een anonieme open brief over mijn ervaringen. Die werd nadien gepubliceerd op een website en er kwamen veel reacties op. Daardoor kreeg ik het gevoel dat mensen willen luisteren en dat ik hier niet alleen in ben. Dat gaf de eerste aanzet om mijn boek te schrijven. Toen ik mensen uit mijn omgeving vertelde over isolatie en fixatie, konden ze dat vaak niet geloven. Ik wist zelf ook niet dat dat nog gebeurde. Dat motiveerde me nog meer om mijn boek te schrijven. Ik kon er niet altijd goed over praten omdat dat trauma zo diep zat, maar erover schrijven hielp dan wel om het beter te verwerken.’
Traumatisch
Voor het schrijven van haar boek had Laura niet veel tijd nodig. Zo’n drie maanden nam het in beslag om haar gedachten, gevoelens en ervaring op papier te zetten en aan de uitgever te bezorgen. ‘Veel mensen vroegen of ik daar elke dag notities nam, maar dat was niet zo. Het was zo traumatisch dat het nog steeds heel gedetailleerd in mijn hoofd zit. Ik vroeg ook mijn medisch dossier op waarin stond wat er was gebeurd en wat ze hadden gedaan. Aan de hand daarvan kon ik dat reconstrueren en structureren. Zo goed als alles, ook alle dialogen, zijn bijna letterlijk wat er echt is gebeurd.’
‘Het voelde aan alsof ik gestraft werd voor mijn ziekte’
‘Eerst was ik bang wat mensen van me zouden denken als ik mijn verhaal openbaar zou maken. Ik kreeg dan ook enkele reacties die ik best moeilijk vond. Zo vonden sommigen isolatie de enige optie omdat ik zo hysterisch was. Ik dacht ook dat mensen zouden denken dat ik het verdiende. Toen ik daar zat, begon ik dat namelijk zelf te geloven. Hoe hysterisch en suïcidaal je ook bent, iemand afzonderen kan nog steeds op meer menselijke manieren. Dat je bijvoorbeeld nog kan drinken en naar toilet kan. Zieke mensen horen niet in een cel als in de gevangenis. Daardoor voelde het aan alsof ik gestraft werd voor mijn ziekte. Ook het gebrek aan perspectief was zwaar. Niemand zei wat we gingen doen of wanneer ik eruit mocht.’
‘Mensen moeten zien dat ik een normale jonge vrouw ben, zonder er het label gestoord op te plakken’
Laura is niet de eerste die moedig met haar verhaal naar buiten komt. Zo schreef haar voorganger Brenda Froyen al een boek waarin ze een kritische blik werpt op de psychiatrie.
‘Toen hoorde ik wat Brenda daarmee had bereikt en zag dat ze daarmee ook heel nuttig werk verrichtte. Daardoor wist ik dat het wel oké is om ermee naar buiten te komen. Mensen moeten zien dat ik een normale jonge vrouw ben; dat ik niet gestoord ben of wat voor label er ook op psychische problemen plakt. Dat was best eng, en nu nog steeds. Ik vind het een raar idee dat zoveel mensen kunnen lezen wat er zich diep vanbinnen bij mij heeft afgespeeld, maar ik vind ook dat het normaler moet worden. Zoveel jongeren en mensen hebben mentale problemen en het wordt nog steeds als iets raar en gek gezien terwijl het dat helemaal niet is.’
Hoop op verandering
Het boek bevat veertig hoofdstukken: één hoofdstuk per dag. In het laatste deel lees je hoe Laura achteraf terug naar het ziekenhuis ging om te praten over haar ervaringen daar. ‘Ik legde uit hoe traumatisch het voor mij was en nog steeds is. Met mijn verhaal hoop ik dat er ooit een wetgeving komt of dat er op z’n minst goede alternatieven in ziekenhuizen worden ingevoerd. Ik heb hoop op verandering, maar ik merk dat dat heel traag gaat.
Toen Laura terug naar huis mocht, zocht ze opnieuw de hulp die ze daarvoor al had. Zo bracht ze regelmatig een bezoek aan de psycholoog of psychiater of schakelde ze de hulp in van het Mobiel Crisisteam: een team van psychologen en hulpverleners die aan huis komen.
Eye-opener
Naar aanleiding van haar boek krijgt ze wekelijks berichtjes van mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. ‘Dat vind ik heel erg omdat we toch al anderhalf jaar verder zijn. Het lijkt alsof ze niet leren uit hun fouten en dat vind ik moeilijk.’
‘Verpleegkundigen reageerden dat het boek voor hen een eye-opener is’
Toch kreeg ze ook veel positieve reacties op haar boek. ‘Dat had ik eigenlijk niet verwacht. Ook verpleegkundigen reageerden dat het boek een eye-opener is en dat ze er veel uit geleerd hebben. Zo lieten sommigen me weten dat ze die betrokkenheid op hun eigen afdeling willen toepassen of dat ze mijn boek zelfs op de hele afdeling lieten rondgaan. Als verpleegkundige kan je zo al meer betrokkenheid tonen en isolatie in twijfel trekken. Nu is de regel namelijk vaak dat ze mensen in isolatie met rust moeten laten. Via mijn boek hoop ik dat hulpverleners beseffen dat die mensen vaak net nabijheid en contact nodig hebben.’
‘Een kleine babbel zou me al meer geholpen hebben dan elke dag een pilletje’
‘Tijdens die veertig dagen in de psychiatrie vroeg ik me wel eens af waarom sommige mensen arts of verpleegkundige zijn geworden. Toch om mensen te helpen en niet enkel om medicatie en eten op te dienen? Een kleine babbel zou me al meer geholpen hebben dan elke dag een pilletje. Dat zouden niet eens echt therapiegesprekken moeten zijn, maar gewoon meer contact en oprechte interesse in de patiënten.’
Posttraumatische stress
‘Zelfs nu, anderhalf jaar later, heb ik nog steeds veel last van posttraumatische stress. Als ik een ambulance of politie zie, komen alle beelden terug. Vooral de angst voor een nieuwe opname zit erin. Toen de ‘verjaardag’ van de opname dichterbij kwam, had ik dan ook veel last van het trauma dat terug naar boven kwam. Toen hielp het Mobiel Crisisteam mij. Ze geven kortdurende, maar heel intensieve begeleiding. Verder ging ik ook naar de herstelacademie. Daar kan je laagdrempelige, korte cursussen volgen rond herstel in groep. Dat vond ik fijn omdat er werd gekeken naar je krachten en wat je wel nog kan naast je ziekte. In tegenstelling tot mijn ervaring in de psychiatrie werd ik hier dus niet enkel als patiënt gezien.’
Alternatieven
Met haar boek wil Laura zeker niet alle psychiatrische instellingen in een slecht daglicht plaatsen. Zo zegt ze dat er ook plekken zijn waar wél alternatieven voor isolatie en fixatie worden aangeboden. En dat juicht ze alleen maar toe.
‘Ik weet dat er projecten lopen waarbij ze de opnameduur stevig willen inkorten, maar dan wel met dubbel zoveel verpleegkundigen per patiënt om extra aandacht en begeleiding aan die persoon te kunnen geven. Ik denk dat het voor de hulpverleners ook niet altijd een pretje is om mensen te isoleren. Er zijn enkel vage richtlijnen: als iemand een gevaar is voor zichzelf, mag die geïsoleerd worden. Daardoor verschillen de regels van ziekenhuis tot ziekenhuis en van dokter tot dokter. Zo kan het dus zijn dat je in het ene ziekenhuis wél in een isoleercel belandt en wordt vastgebonden en in het andere niet. Dat is niet juist. Er bestaan alternatieven, maar die zijn gewoon nog niet voldoende geïmplementeerd in de ziekenhuizen. Dat gaat niet zolang er geen wetgeving is. Van zodra isolatie in ziekenhuizen verboden wordt, kunnen ze namelijk pas nadenken over de alternatieven. Isoleren is vaak makkelijk; je stopt iemand in een cel en moet er niet meer naar omkijken. De alternatieven richten zich net op vroegtijdige detectie, samen een crisisplan opstellen en bekijken wat de persoon kan helpen tijdens een crisis. Dat vraagt natuurlijk veel meer inzet van hulpverleners en veel meer mankracht die er nu niet altijd is. Toch zou dat geen excuus mogen zijn om te blijven isoleren.’
Gezinswetenschappen
Door haar ervaring heeft Laura een enorm doel gevonden om zich voor in te zetten. Ze wil namelijk zorgen dat andere mensen niet moeten meemaken wat zij heeft doorstaan. Met haar diploma ‘gezinswetenschappen’ wil ze heel graag in het werkveld kinderen of jongeren begeleiden. Daarnaast wil ze ook meewerken aan een beleid rond gedwongen opnames en vrijheidsbeperkende maatregelen. Verder zet ze zich vrijwillig in via de organisatie Uilenspiegel voor suïcidepreventie en crisiszorg.
‘Het zal lang duren om zo’n beleid te kunnen veranderen. Zelf had ik het als veertienjarige ook moeilijk. Zeker toen bestond er niet zoveel hulp als nu. Je ging naar een psycholoog of werd opgenomen: meer mogelijkheden waren er niet. Kinderen die extreem suïcidaal zijn, moeten soms weken of maanden wachten op een opname. De mobiele teams die er nu zijn om kinderen te helpen vind ik heel goed; daar heb ik dan ook stage gelopen.’
‘Ik heb nu nog steeds veel therapie nodig om de gebeurtenissen in het ziekenhuis te verwerken’
‘Toch ben ik niet sterker uit de opname gekomen; het trauma heeft me heel hard getekend. Daarom heb ik nu nog steeds veel therapie nodig om het te verwerken. Nu weet ik wel beter wat me helpt en wat niet. Als ik het volgende keer moeilijk heb, ga ik vaker naar de psycholoog of psychiater of vraag ik dat het crisisteam aan huis komt. Ik denk dat ik me echt beter ga voelen als onze kinderwens vervuld is. Nu besef ik dat mijn eigen ervaring heel waardevol kan zijn om anderen te helpen. Mensen die het mentaal moeilijk hebben: zoek hulp, praat erover en schaam je er vooral niet voor. Ik durfde ook heel lang niet zeggen dat ik naar de psycholoog en psychiater ga, maar eigenlijk is dat niet meer dan normaal. Zelfs als je denkt dat je geen super grote problemen hebt, doet het soms deugd om erover te praten met iemand die empathisch is. ’
Benieuwd naar het volledige verhaal? Het boek is beschikbaar in de bibliotheek of in de boekhandel.
Tekst: Marte Everaerts, eindredactie: Hanne Bral
Foto: © Laura De Houwer