31/12/2019

Homoseksualiteit in het dierenrijk: ‘Er is een genetische basis, maar die is subtiel’

Onderzoekers van het blad Nature Ecology & Evolution kwamen onlangs met een nieuwe theorie: Wat als heteroseksualiteit nooit het beginsel was? Ze trekken de aannames van Darwins theorie in twijfel en stellen een nieuwe hypothese voor. Dierkundige en professor aan de Vrije Universiteit Brussel Bram Vanschoenwinkel denkt niet dat dit slecht is: ‘Ethisch gezien vind ik niet dat je homoseksualiteit als iets abnormaal kunt bestempelen.’

Als het over homoseksualiteit in het dierenrijk gaat, spreekt men van de Darwiniaanse paradox. Dit betekent dat homoseksualiteit wel mogelijk is in een wereld die geregeerd wordt door Darwiniaanse principes. Het principe van Darwin is simpel: dieren hebben seks om hun genen door te geven en er zo voor te zorgen dat ze niet uitsterven. Volgens Vanschoenwinkel is dit voor evolutiebiologen echter al lang geen paradox meer. ‘Mensen denken te simplistisch na. Ze denken dat dieren die enkel homoseksuele contacten hebben, uitsterven omdat ze hun genen niet doorgeven. Dit is echter niet correct, er bestaat zoiets als inclusieve fitnes.’

 

Inclusieve fitnes en genen

Inclusieve fitnes wil zeggen dat je niet per se je eigen genen moet doorgeven aan de volgende generatie zodat deze bewaard  kunnen worden. Mensen en dieren hebben immers heel erg vaak broers, zussen en andere familieleden zoals neven. ‘In de evolutiebiologie zeggen we vaak “Ik zou mijn leven willen geven voor twee broers of vier neven”, dit is omdat je de helft van je genen deelt met je broer en zus. Je deelt zelfs één vierde van je genen met je neven of nichten. Als je broers en zussen zich wel voortplanten en jij niet, dan worden je genen dus alsnog doorgegeven’, aldus Vanschoenwinkel.

Er is sowieso niet maar één gen dat zich codeert voor homoseksualiteit. ‘Een recente studie heeft aangetoond dat onderzoekers bepaalde genetische merkers vinden die meer voorkomen bij mensen die homoseksueel gedrag vertonen. Er is waarschijnlijk dus wel een genetische basis voor homoseksualiteit, maar die is subtiel’, vertelt Vanschoenwinkel. Er zijn waarschijnlijk tientallen genen die ervoor zorgen dat je geïnteresseerd bent in intimiteit met het eigen geslacht.

 

Dieren zijn niet dom

In het onderzoek van Nature Ecology & Evolution zeggen de onderzoekers dat homoseksualiteit in het dierenrijk zo algemeen is dat diersoorten die het vertonen misschien juist de norm zijn. De soorten die nooit homoseksuele intimiteit vertonen zijn dan net de uitzondering. ‘Ik vind dat geen slechte theorie, maar het is niet bewezen. Wat wel waar is, is dat homoseksualiteit veel voorkomt in het dierenrijk’, aldus Vanschoenwinkel. Zo’n 1500 diersoorten vertonen seksueel gedrag met soortgenoten van hetzelfde geslacht.

‘Vele dieren krijgen een beloning als ze voortplanten, bijvoorbeeld een orgasme’, zegt Vanschoenwinkel, ‘Dieren zijn niet dom, ze hebben wel door dat je dat gevoel ook kunt opwekken bij dieren van hetzelfde geslacht. Ook masturbatie komt veel in het dierenrijk voor.’ Mensen hebben vaak nog de foute indruk dat dieren geen besef hebben.

 

Seks als sociaal bindingsmiddel

‘Dieren hebben niet alleen seks om egoïstische redenen, omdat het goed voelt. Vele soorten doen dit ook om sociale relaties te versterken’, vertelt Vanschoenwinkel. Net zoals mensen zijn bijvoorbeeld apen groepsdieren. ‘Je ziet bij bonobo’s dat ze seks gebruiken om andere leden in de groep gunstig te stellen. Bonobo’s hebben veel seksueel contact, inclusief homoseksuele contacten.’ Op deze manier toont deze aapsoort dat ze geen vijanden van elkaar zijn. ‘Ze doen elkaar een plezier en op die manier heb je goede sociale relaties, wat enorm belangrijk is in een groep.’ Homoseksualiteit is eigenlijk iets gewoon dat altijd al aanwezig is geweest.

Bij primaten zijn er maar weinig mannetjes die zich kunnen voortplanten. Primaten is een orde van zoogdieren waar mensapen, apen en halfapen aan toebehoren. ‘Er is altijd één dominant mannetje die zich voortplant met de wijfjes. De andere mannetjes wachten tot hij doodvalt of op een kans om hem te vermoorden.’ Dit komt niet alleen bij primaten voor, maar bij de meeste sociale dieren. Ook herten vallen onder deze categorie. ‘Ik denk dat homoseksualiteit eerst en vooral gebruikt wordt om de sociale contacten te onderhouden, maar het is ook een soort van uitlaatklep’, zegt Vanschoenwinkel.

Er bestaat vervolgens ook zoiets als De Helpershypothese in de Biologie. ‘Als je een groep apen hebt en een aantal apen hebben genen die zich coderen voor homoseksueel gedrag, dan is het mogelijk dat zij zich niet voortplanten. Ze helpen wel heel hard om de kinderen van hun broers en zussen mee op te voeden.’ Zoiets kan door natuurlijke selectie bevorderd worden als je genetisch verwant bent. ‘Ook mensen zijn doorgaans meer gehecht aan hun eigen kinderen en familie dan aan niet-genetisch verwanten. Daar is dus zeker een evolutionaire basis voor’, vertelt Vanschoenwinkel.

 

Geen aan-uitknop

In het algemeen vindt Vanschoenwinkel dat de nieuwe theorie en het onderzoek van Nature Ecology & Evolution positief is, omdat het de situatie normaliseert. ‘Je moet zaken uit de biologie niet altijd toepassen in de ethiek. Moord en geweld zijn ook heel algemeen in de natuur, maar dat wil niet zeggen dat we dat in onze maatschappij moeten aanvaarden. In het geval van homoseksualiteit kan het echter wel helpen. We kunnen de argumenten uit de natuur gebruiken tegen mensen die nogal primitief nadenken en zeggen dat homoseksualiteit iets onnatuurlijk is’, zegt Vanschoenwinkel.

Volgens Vanschoenwinkel is homoseksualiteit geen aan- uitknop. ‘Het feit dat er zoveel genen voor tussenkomen maakt het perfect mogelijk om 90%, 70% of 20% homoseksueel te zijn. Deze studie kan leiden tot meer tolerantie.’

 

Tekst: Gitte Scheers, Foto: CC Rufus46