Opinie: 2020, het jaar dat we met zijn allen zijn kwijtgeraakt
Het leven kwam dit jaar abrupt tot stilstand. Opleidingen zijn verplaatst naar de huiskamer, sociale levens beperkt tot skype. Voor velen is deze lockdown een enorme beproeving, zo ook voor 21bis-redacteur Seppe (21).
Ik ben 21 jaar. Sinds enkele jaren behoor ik tot een alom bekend deel van de jeugd. Dat deel dat op een bepaalde ochtend is wakker geworden in het volle besef van hoe kort het leven is. We beseffen dat deze jaren, onze studententijd, de beste jaren van ons leven moeten zijn. Je kan ons makkelijk herkennen. Wij zijn die klasgenoot met de volle agenda: jeugdbeweging in het weekend, studentenvereniging door de week, hier en daar nog een vriendengroep of twee, drie die we elk voldoende aandacht proberen geven, een studentenjob om alles te kunnen bekostigen en natuurlijk, last but not least: school.
Mensen zoals ik leven van kleine plannen. Die chiro-zondag overmorgen of dat feestje vanavond, die barbecue met vrienden die volgende week gepland staat of dat avondje met mijn vriendin. 2020 zal altijd in mijn dagboek staan als het jaar waarop al deze kleine stukjes geluk wegvielen. Het jaar waarin mijn goedgevulde leven abrupt tot stilstand kwam. Het jaar dat ik niet buiten mocht komen, als het ware gevangenzat in mijn eigen huis. Het jaar waarin ik mij enorm slecht heb gevoeld.
Het leven gaat door
De wereld rondom me draait rustig verder. De zon komt nog iedere ochtend op in het oosten, de vogels fluiten, winter wordt stilaan lente en lente ondertussen stilaan zomer. Het leven gaat verder. Maar hoe kan dat terwijl mijn wereld helemaal tot stilstand is gekomen? Ik word ouder, zonder ten volste van dit levensjaar te genieten. En er is niets dat ik kan doen om het allemaal te stoppen. Geen enkele manier om deze ‘verloren tijd’ in te halen of terug te winnen. Ik word gedwongen om machteloos aan de zijlijn toe te kijken hoe experten aankondigen dat ook de volgende maand uit mijn jeugd naar de papiermand verwezen wordt. Een gedachte die me wakker houdt ’s nachts, en overdag in zijn grip houdt.
Klagen staat vrij
Maar ik mag niet klagen. Niemand in mijn omgeving is getroffen door het virus. Ik ben gezond, kan terecht in een warm nest en heb schoolwerk om me bezig te houden. En toch. Hoewel ik tot de ‘gelukkigen’ behoor, voel ik me verschrikkelijk. Iedere dag opnieuw zou ik – een persoon die lang getwijfeld heeft of ik huilen kon – in tranen kunnen uitbarsten. Ik wil de longen uit mijn lijf schreeuwen, in de hoop dat het enig verschil maakt. ‘We moeten er met zijn allen door,’ of, ‘we moeten nog even op onze tanden bijten.’ Zinnen die ik iedere dag naar mijn hoofd geslingerd krijg. En ze hebben gelijk. Dat is de reden waarom ik netjes doe wat me opgedragen wordt. Maar wanneer je slaappatroon een grap is, je het gevoel hebt alsof de toekomst onbestaande is en je zelfs uit je hobby’s geen plezier meer kan halen, is het dan fout om te klagen?
Ik ben 21 jaar, 22 wanneer dit allemaal goed en wel achter de rug is. 22 Tegen de tijd dat ik terug achter de schoolbanken zit, terug kan uitkijken naar die chiro-zondag of dat feestje van die avond, die barbecue met vrienden of dat avondje met mijn vriendin. Het licht aan het einde van deze lange tunnel. Maar niets is zeker. Virologen fantaseren al volop over de volgende pandemie en hoe die te bestrijden. In de tussentijd trappel ik wel verder, al klagend over deze vervelende situatie. Zo probeer ik iedere dag de tijd te doden in de hoop mijn vrienden, mijn klasgenoten en mijn vriendin snel terug in mijn armen te kunnen nemen. Eén ding is alleszins zeker: ik zal nooit meer klagen over een drukke agenda.
Tekst en foto: © Seppe Ceunen