Matadi Leuven: historische tuinwijk met bruisende gemeenschap
In Heverlee, een Leuvense deelgemeente ten zuiden van de ring, ligt tussen de Paul Van Ostaijenlaan en de Broekstraat de Matadiwijk. Deze wijk, die binnenkort een eeuw oud wordt, is doorheen de jaren uitgegroeid tot een gegeerde plek om te wonen. Daarbij blijkt vooral de ligging doorslaggevend. Deze buurt bevindt zich op een steenworp van de stad, maar is desondanks een een oase van rust. Daarnaast is Matadi een wijk met karakter: je vindt er niet alleen prachtige architectuur, maar ook gezellige bewoners die betrokken zijn bij hun wijkgemeenschap. Voor de rubriek ‘Reporting The City’ dompelden onze 21bis-reporters zich onder in de rijke geschiedenis van deze Leuvense tuinwijk.
Uit alles wat Matadi eigen maakt, springen er twee dingen in het oog: het sterke gemeenschapsgevoel en de bouwstijl. 21bis sprak met twee buurtbewoners die ons graag meer vertelden over deze kenmerken. Enerzijds is er Bob Pleysier. Bob is geboren in Essen, maar heeft gestudeerd in Leuven. Tijdens zijn studies ontmoette hij zijn echtgenote, Frie. Zoals veel jonge koppels gingen ze na hun studententijd samen op zoek naar een woonst. Uiteindelijk viel hun oog op Matadi. Ze waren meteen verkocht door het mooie uitzicht van de wijk, en de rust die ze uitstraalde. Sinds 1981 werden zij dus echte Matadezen. Uit voorliefde voor de wijk en haar bewoners, is Bob sinds enkele maanden bezig met het schrijven van een boekje over de wijk voor de reeks Straathistories van de Erfgoedcel Leuven. Hij zal ons wat meer vertellen over de geschiedenis en de inwoners van de wijk. Anderzijds is er Jan Schreurs. Hij is professor emeritus in de architectuur aan de KU Leuven. Ook hij werd Matadees na zijn studies in Leuven. Hij had in die periode vrienden die in Matadi woonden, en was zo gecharmeerd door de wijk dat hij en zijn vrouw er zelf een huis kochten. Schreurs begeleidde twee thesissen over de architectuur van Matadi en is expert ter zake als het over de architectuur gaat.
Sociale woonwijk
Het verhaal van Matadi begint in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Bob Pleysier licht toe: ‘Na de Eerste Wereldoorlog wilde de stad Leuven aan gebiedsuitbreiding doen. Ze zochten naar braakliggende grond net buiten de stadsgrens en lieten daarbij hun oog vallen op deze buurt. Om dat te voorkomen maakte de toenmalige burgemeester van Heverlee in allerijl plannen om hier een tuinwijk te laten bouwen. In 1922 ving bouwcoöperatieve De Goede Haard de werken aan. Drie jaar later was Matadi een feit en werden de eerste huisjes verhuurd. In eerste instantie was het de bedoeling om van Matadi een sociale woonwijk te maken. Vroeger woonden arme mensen in Leuven in de gangskes. Dat waren smalle, doodlopende steegjes met kleine, vochtige huisjes. Ze wilden die mensen daar dus weghalen en een gezondere leefomgeving bieden. Maar dat is mislukt. Uiteindelijk kwamen er vooral mensen uit de middenklasse wonen: ambtenaren, politiemensen, universitairen, zelfs politici. De rijke Leuvense burgerij keek dan wel wat neer op de wijk, maar de arbeiders vonden het net een beetje chique. Ze konden er immers niet huren, want je moest een maandloon hebben.’ (Arbeiders hadden in die tijd een weekloon, nvdr.)
Over de oorsprong van de naam Matadi bestaan volgens Bob verschillende verhalen: ‘Iedereen denkt te weten waar de naam Matadi vandaan komt. Zo hebben de bewoners allemaal wel een versie. Matadi is de voornaamste havenstad van Congo, maar hoe wisten mensen in de jaren ’20 hoe het Congolese Matadi eruit zag? Volgens mij is het meest betrouwbare verhaal dat er in de coöperatieve iemand zat die daar is geweest. Hij zou al heel snel, in 1923, hebben gezegd dat deze wijk ‘Matadi’ was. Matadi betekent zoiets als rots of steen, en de wijk is op een heuvel gebouwd. Daarom zag hij misschien een gelijkenis. Een tweede reden zou zijn dat de huisjes in de wijk vroeger rode, groene en witte luikjes hadden, die deden denken aan de huisjes in de Congolese stad. Bijna zeker was het ook een spotnaam van de Leuvenaars: zij vonden dat mensen in de wijk in de brousse (oerwoud) gingen wonen.’
Huisjes met rood-wit-groene luikjes zal je vandaag in Matadi niet meer terugvinden. Iets wat doorheen de jaren wel onveranderd bleef, is het stratenplan. Dat ziet er nog exact hetzelfde uit zoals De Goede Haard het opstelde. De wijk telt nog steeds zes straten: de Volhardingslaan, Bloemenlaan, Zegelaan, Goede Haardlaan, Vinkenlaan en de Matadilaan. Het centrale punt is een pleintje, op het kruispunt van de Goede Haardlaan en de Zegelaan.
Toch is er in de wijk één gebouw dat er niet altijd was. Omdat de dichtstbijzijnde kerk van de Abdij van ‘t Park steeds tjokvol zat, werd in 1957 op het einde van de Matadilaan een extra kapel bijgebouwd. Toen enkele jaren later het aantal kerkgangers weer daalde, trokken de katholieken de deur achter zich dicht. Ze stelden de ruimte ter beschikking van de Koptische kerk. Nadat ook de Kopten eruit trokken, werd de kapel wat verbouwd. Vervolgens namen de protestanten hem in gebruik, wat tot op heden nog steeds het geval is.
Tuinwijk
Wat Matadi architecturaal zo speciaal maakt, is volgens Jan Schreurs dat het gebaseerd is op de tuinwijkgedachte: ‘In die tijd was sociale woningbouw erg vooruitstrevend op vlak van architectuur. Daar is Matadi een goed voorbeeld van. Zo haalde De Goede Haard haar inspiratie bij de Engelse tuinwijken. Kenmerkend bij zo’n wijk is dat de woningen en straten als het ware één geheel vormen. Zo hebben sommige straten een kleine plooi, om bijvoorbeeld een bepaalde gevel in the picture te zetten. Dat opzet zie je ook terug in hoe de huizen gegroepeerd zijn. In Matadi heb je soms twee of drie woningen naast elkaar, die er samen uitzien als één woning. Je hebt dan bijvoorbeeld een brede rijwoning in het midden, en links en rechts een driegevelwoning. Een tweede belangrijk aspect is dat er nogal wat groen is. De huizen hebben allemaal voortuintjes, met daarin meestal bomen. Om die originele look te behouden, hadden tuinwijken vaak speciale regels die bepalen dat je er weinig aan mag veranderen. In Matadi is dat strikte minder van toepassing.’
Op de strenge regel die elke commerciële activiteit in de wijk verbood, bestond er ooit één uitzondering: een kruidenierswinkeltje in de Bloemenlaan. Over het behoud van de huizen bestonden volgens Jan Schreurs wellicht ook regels, maar deze heeft hij nog niet kunnen terugvinden. Toch is het plausibel, aangezien er in andere tuinwijken uit dezelfde periode wel strenge regelgeving bestond. Een modelvoorbeeld hiervan is de Brusselse tuinwijk ‘Le Logis-Floréal’. Om het karakter te behouden, mocht daar absoluut niets aan de woningen veranderen. In Matadi blijkt dat toch enigszins anders. Zelfs als de regels er waren, leken ze niet erg strikt te zijn. De overlevering vertelt ons immers dat er toch wat wedijver bestond tussen de bewoners. Iedereen begon met hetzelfde huis, maar wanneer iemand iets wijzigde aan zijn woning, deed een ander dat al snel na. Ook verdwenen de rode, groene en witte luikjes al na een tiental jaar. Zo zijn bijna alle gevels in de loop der jaren op een of andere manier veranderd. Dat maakt de wijk volgens Schreurs toch wat minder samenhangend.
In de jaren ’90 stelde het stadsbestuur dan een bijzonder plan van aanleg op. Sindsdien zijn de woningen gebonden aan specifieke bouwvoorschriften, wat de vrijheid om te verbouwen sterk inperkte. Zeer recent is de wijk ook geïnventariseerd tot onroerend bouwkundig erfgoed. Daardoor zijn er toch twee golven van voorschriften die de samenhang trachten te bewaren. Mocht dat niet gebeurd zijn, zou er volgens Schreurs van het originele uitzicht nog weinig zijn overgebleven.
Stamboekmatadezen
Mooie architectuur is natuurlijk één ding, maar ook de sfeer in je woonomgeving is belangrijk. Daarin spelen vooral de buurtbewoners een grote rol. Elk draagt zijn steentje bij aan dat sterk gemeenschapsgevoel, iets wat Matadi typeert. Naar het principe ‘beter een goede buur dan een verre vriend’ kwam het idee een wijkcomité op te richten. Bob Pleysier zet zich al jaren in voor het comité dat verschillende evenementen organiseert: een wijkfeest, een druppelkot bij Nieuwjaar, een quiz, een rommelmarkt… Enkele enthousiaste comitéleden bouwden zelfs een website over de wijk. Ook bestaat er een Facebookgroep, waar bewoners elkaar om hulp kunnen vragen of ideeën kunnen delen.
Een hoogtepunt voor velen is echter het wijkfeest, waarvan Bob mee aan de wieg stond: ‘Het is een heel gezellige en conviviale wijk. Omdat we indertijd een goed contact hadden met de dichte buren, zijn we begonnen met in de zomer een kleine straatbarbecue te houden op het pleintje. Dat was zo plezierig, dat het jaar daarna al verdere buren eens kwamen kijken. Er kwam uiteindelijk zoveel volk op af, dat de mensen die hier in de buurt stonden te bakken zeiden: “ja maar, het is niet de bedoeling dat wij hier voor heel de wijk vlees gaan bakken.” Daaruit kwam dan ook de klassieke discussie voort, over of iedereen wel genoeg vlees meebracht. Omdat het wat uit de hand liep, zijn we er dan mee gestopt. Toch bleef er in de wijk behoefte naar zo’n evenement. En dus hebben we dat later toch heropgepikt. Zo ontstond in 1998, bij de 75e verjaardag van de wijk, het allereerste Matadi-wijkfeest. Dat feest wordt sindsdien jaarlijks georganiseerd en is zowat het hoogtepunt van het jaar. Het is ieder jaar een enorm succes. Wanneer een wijk over dergelijke harmonie beschikt, verrast het dan ook niet dat de inwoners er graag vertoeven. Wat opvalt is dat veel mensen die in de wijk opgroeiden er later willen blijven. We noemen dat de ‘stamboekmatadezen’. Zo heeft mijn buurman twee dochters, die allebei in de wijk wonen. Sommige kinderen trouwen ook onderling, en gaan daarna op zoek naar een eigen stekje in hun heimat. Zo zie je maar: Matadi is een wijk waar je nooit meer weg wilt.’
Tekst: Liam Verbinnen & Jarne Devroey, foto’s: © Liam Verbinnen