19/11/2021

COLUMN – Inclusie en eerlijkheid

Het is ochtend en in check Facebook. Een van mijn beste vrienden heeft een artikel geliked over de nieuwe richtlijnen van het Internationaal Olympisch Comité over trans- en intersekse-atleten. Ik zal het maar bekennen: ik ben niet woke. Ik ben zelfs niet links, eerder centrum. Maar ik ben wel psycholoog. In theorie dan toch, niet praktiserend. En oké, ook geen klinisch psycholoog. Wel onderzoeker, maar transgender-issues, het interesseert me wel. Zowel op politiek vlak als psychologisch.

Voor wie niet vertrouwd is met de materie: trans- en intersekse-personen zorgen al langer voor kopzorgen in de sportwereld. Bij sportwedstrijden wordt er meestal een opdeling gemaakt tussen mannen en vrouwen. Paardrijden, korfbal en het gemengd dubbelspel tennis zijn daarbij enkele bekende uitzonderingen. Maar wat doe je met iemand die in een mannelijk lichaam geboren is en zich laat ombouwen tot vrouw? Is het wel eerlijk als zij zou meedoen in de vrouwencategorie? En wat doe je met iemand die intersekse is, die geboren is met zowel mannelijke als vrouwelijke biologische kenmerken? Ik weet het niet en niemand aan wie ik de vraag ooit stelde, leek er een goed antwoord op te kunnen geven. Het is een lastige discussie over inclusie aan de ene kant en wat eerlijk is aan de andere kant.

Ik lees de officiële verklaring van het IOC aandachtig en kom tot de conclusie dat zij het ook niet weten. Ze erkennen zowel dat iedereen het recht heeft om in een veilige omgeving te sporten, als het belang van eerlijke competities waarin geen deelnemer een oneerlijk voordeel heeft ten opzichte van de anderen. Hun tweede conclusie is dat elke sportfederatie zelf moet beslissen over de inclusie van trans- en intersekse-atleten. De redenering is dat elke sport anders is en dat ze dus geen algemene regels kunnen opleggen die voor iedere sport gelden. Daar is natuurlijk iets van aan, maar het voelt toch als het doorschuiven van de verantwoordelijkheid.

De rest van het document stipuleert tien principes waarop de sportfederaties zich moeten baseren om een beslissing te maken. Zo moeten ze rekening houden met inclusie, non-discriminatie, eerlijkheid, mogen ze niet vooronderstellen dat de atleten een voordeel hebben en moeten ze hun privacy respecteren. Een hele lijst met principes die de sportfederaties in acht moeten nemen. Ik kan mij niet ontdoen van het idee dat deze mededeling tot veel problemen zal leiden. Nergens staat er iets concreet in het document. Er staat wel dat de atleten idealiter mogen meedoen met hun eigen geprefereerde categorie tenzij ze een oneerlijk voordeel hebben, maar niet wat zo’n oneerlijk voordeel dan is. Er staan slechts algemene waarden en principes. Het probleem met algemene principes is dat ze zoals rechten in de meetkunde zijn: als je ze ver genoeg doortrekt, zullen ze ooit botsen. Enkel principes die synoniem zijn met zichzelf, zullen evenwijdig lopen. Inclusie, eerlijkheid. Het zijn mooie woorden, maar volgens mij onmogelijk om beide volledig na te streven.

Ik doe het document weg, niet veel wijzer dan ik ervoor was. Wat moeten we doen met trans- en intersekse-atleten? Ik weet het niet. Het IOC weet het niet. En ik betwijfel of de sportfederaties het na deze memo zullen weten.

Tekst: Liam Verbinnen, eindredactie: Jeroen De Pauw
Foto: Bryan Turner via Unsplash