DWW Sint-Romboutstoren
22/12/2021

De Warmste Week zet de Sint-Romboutstoren in vuur en vlam

Je hebt het ongetwijfeld misschien al opgemerkt maar sinds vorige week zaterdag staat de Sint-Romboutstoren elke avond in vlam. Gelukkig niet echt in de vlammen, maar virtueel. En dat heeft alles te maken met De Warmste week die nog tot en met vrijdag aan de gang is in de warme gaststad Mechelen.

De Sint-Romboutstoren, is echt wel het symbool van de stad. Daarom werd er gekozen om die tijdens de avond en nacht extra te laten opvallen met een grote 3D-projectie op de toren. Op die manier wil de stad aandacht vragen voor alle 200 projecten van De Warmste Week en het thema dit jaar, ‘Kunnen zijn wie je bent’.

Vlammendragers

Elke avond nog tot en met donderdag 23 december wordt om 17u de toren virtueel in brand gestoken. Dat gebeurt telkens door een zogeheten vlammendragers, dat zijn zowel politici, de kinderburgemeester, maar ook Mechelaars die zich naast de Warmste Week altijd al inzetten voor solidaire initiatieven. Elke avond wordt er vanop de Grote Markt mee afgeteld naar de projectie. De vlammendragers krijgen dan de eer om met een druk op de grote rode knop de toren in vlam te zetten. Maar ook als je er niet kan bijzijn kan je alles volgen via de radio en televisie.

De Maneblussers

Het idee om de toren in vuur en vlam te zetten met een projectie heeft ook nog een andere historische reden want de Mechelaars worden als sinds jaar en dag de Maneblussers genoemd. Volgens een stadslegende zag een dronken man in de 17de eeuw de maneschijn door de mist weerkaatsen op de toren en hij dacht dat de toren in brand stond. Hij trommelde iedereen op om de toren te blussen, maar uiteindelijk bleek er niets aan de hand. De inwoners van omliggende steden lachten de Mechelaars daarna uit en noemde ze de Maneblussers. De legende is dus ook een belangrijk onderdeel voor de keuze om de projectie te laten schijnen op de Sint-Romboutstoren.

Bekijk in onderstaande video een deel van de projectie op de Sint-Romboutstoren:

 

Tekst en video: Keith Flameygh
Foto: © Keith Flameygh